Exodus 16:28 - 17:7
28Toen zei de Heer tegen Mozes: ‘Jullie willen niet luisteren naar mijn wetten en regels. Hoe lang blijft dat nog zo? 29Ik heb jullie de rustdag gegeven. Daarom is er op de zesde dag eten voor twee dagen. Op de zevende dag moet iedereen thuisblijven. Niemand mag dan het kamp uit.’
30Toen hield iedereen rust op de zevende dag.
Het eten wordt manna genoemd
31De Israëlieten noemden het eten ‘manna’. Het manna zag eruit als grote zaadkorrels. Het was wit en het smaakte net als honingkoek.
32Mozes zei tegen de Israëlieten: ‘De Heer wil dat we 2 kilo manna bewaren voor de toekomst. Dan kan iedereen later het brood uit de woestijn zien. Dan weten ze wat de Heer ons te eten gaf toen hij ons uit Egypte weghaalde.’
33Daarna zei hij tegen Aäron: ‘Je moet 2 kilo manna in een kruik doen. Die kruik moet je neerzetten op de plek waar de Heer vereerd wordt. Daar zullen we het manna bewaren voor de mensen die na ons leven.’ 34Aäron deed wat de Heer tegen Mozes gezegd had. Hij zette de kruik met manna voor de heilige kist van de Heer.
35-36De Israëlieten hebben veertig jaar lang manna gegeten. Elke dag was er voor iedereen 2 kilo. Ze aten manna totdat ze weer in bewoond land kwamen, bij de grens van het land Kanaän.
De Israëlieten willen water
171Vanuit de Sin-woestijn gingen de Israëlieten weer verder. Ze reisden van de ene plaats naar de andere. De Heer zei steeds waar ze naartoe moesten gaan.
Zo kwamen ze in Refidim. Daar was geen water om te drinken. 2Toen begonnen de Israëlieten ruzie te maken met Mozes. ‘Geef ons te drinken,’ zeiden ze. ‘Vooruit, geef ons water!’ Mozes zei: ‘Waarom maken jullie ruzie met mij? Waarom vertrouwen jullie niet op de Heer?’
3Maar de Israëlieten bleven protesteren, omdat ze heel erge dorst hadden. Ze zeiden tegen Mozes: ‘Waarom hebt u ons uit Egypte gehaald? Wilt u ons hier laten sterven? En onze kinderen en ons vee ook?’
God zorgt voor water
4Toen vroeg Mozes hulp aan de Heer. Hij riep: ‘Wat moet ik met dit volk doen? Straks zullen ze me doden!’
5-6De Heer zei tegen Mozes: ‘Ga met de Israëlieten naar de berg Horeb. Jij moet met een paar leiders van het volk vooruitlopen. Neem de stok mee waarmee je op het water van de Nijl geslagen hebt. Ik zal bij de berg Horeb op je wachten bij de rots. Als je op die rots slaat, zal er water uit stromen. En dan kan het volk drinken.’
Mozes sloeg op de rots, en de leiders van het volk zagen wat er gebeurde. 7Mozes noemde die plek ‘Massa en Meriba’. Daar hadden de Israëlieten ruziegemaakt met Mozes. Ze hadden niet op de Heer vertrouwd, maar gevraagd: ‘Is de Heer nu bij ons of niet?’
Uit: De Bijbel in Gewone Taal
© 2004/2007 Nederlands Bijbelgenootschap