Aan te raden  

   

Jozua 4:19 – 5:1, 10-12

(Als PDF)

19Het volk bereikte de overkant van deJordaanop de tiende dag van de eerste maand, en het sloeg zijn kamp op bij Gilgal, dat oostelijk van Jericho ligt.20Jozuarichtte daar de twaalf stenen op die ze uit deJordaanhadden meegenomen.21Hij zei tegen de Israëlieten: ‘Wanneer uw kinderen later vragen wat deze stenen betekenen,22dan moet u hun het volgende vertellen: “Israël is deJordaanovergetrokken, en wel over de droge bedding.23Want deHEER, jullie God, heeft deJordaanvoor jullie drooggelegd totdat jullie waren overgetrokken, zoals hij ook de Rietzee voor ons heeft drooggelegd totdat we die waren overgetrokken.24Want alle volken op aarde moeten weten hoe machtig deHEER, jullie God, is, en jullie moeten altijd vol ontzag voor hem zijn.”’

51Toen de koningen van de Amorieten ten westen van deJordaanen de koningen van de Kanaänieten bij de zee hoorden dat deHEERdeJordaanhad drooggelegd, zodat de Israëlieten konden oversteken, sloeg de angst voor Israël hun om hetharten werden ze door wanhoop bevangen.

10Toen de Israëlieten in hun kamp bij Gilgal waren, op de vlakte van Jericho, bereidden ze in de avond van de veertiende dag van die eerste maand het pesachoffer.11Al één dag na het pesachoffer aten ze ongedesemd brood en geroosterd graan van de opbrengst van het land.12Er kwam die dag geen manna meer; de Israëlieten kregen vanaf toen nooit meer manna. Ze aten dat jaar van de opbrengst van de akkers van Kanaän.

 

Uit: De Nieuwe Bijbelvertaling
© 2004/2007 Nederlands Bijbelgenootschap

   
© Tim van Beek / Bijdezondag