Aan te raden  

   

De verloren zoon

(Als PDF)

FRED EN FRANS

Fred en Frans zijn broers, maar dat zou je niet zeggen. Zij zijn ontzettend verschillend, die jongens.

Fred is een rustige vent. Als zijn ouders hem vragen iets te doen is dat nooit een probleem. Hij is volop aan het sparen, want over een paar jaar wil hij gaan autorijden en dat kost nogal wat.

Frans is een vrolijke losbol. Hij wil best eens iemand helpen, maar om nou te zeggen dat hij graag een klusje doet… En geld moet rollen. Auto rijden op je achttiende? Wie dan leeft, die dan zorgt, toch?

’Hé mam’, zegt Frans aan het begin van de zomervakantie,’ik krijg elke week zakgeld, het hele jaar door. Deze zomer wil ik eens een keer zelf met vakantie gaan. Gewoon ergens heen gaan waar ik zelf wil naar toe wil. Dus ik wil eigenlijk mijn zakgeld voor het komende jaar nu alvast hebben. Dat kan vast wel, hè. Want of je nu 52 keer een beetje geeft of in een keer alles, dat maakt toch niet uit?’

Zijn moeder zucht. Zij heeft het wel aan zien komen, want Frans was al een poosje van alles aan het uitzoeken en hij had het er al eens eerder over gehad. Zij vindt het eigenlijk geen prettig idee, haar zoon zo in zijn eentje een eind weg.

Na lang aarzelen stemt zij toch in. ‘Zul je voorzichtig zijn? Laat je wat van je horen? En pas op voor …’

Frans belooft alles wat zijn moeder horen wil en gaat met zijn tent, slaapzak, telefoon en gevulde portemonnee op reis. Hij heeft een mooie camping uitgezocht, met zwembad, sportveld, kantine en alles wat je verder nodig hebt. En het gaat fantastisch op de camping. Genoeg jongelui om mee te sporten en te zwemmen en daarna de kantine in te duiken.

Frans is meestal de eerste die roept ‘jongens, willen wij wat drinken?’ En dat willen die jongens best, want het begint altijd met een Frans rondje.

Na een poosje hebben de rondjes hun tol geëist: Frans ziet tot zijn schrik dat de laatste Euro’s uit zijn portemonnee vertrekken. Wat nu?

Vandaag kan hij een keer bij een van de

andere jongens mee eten, maar morgen

moet hij de campingbaas weer betalen.

Hij zweet zich een ongeluk van schrik.

Dan bedenkt hij iets: misschien kan hij wat klusjes doen op de camping. Hij gaat het meteen vragen bij de receptie. En hij heeft geluk: morgen kan hij bij de kinderboerderij aan het werk.

Maar het valt een klein beetje tegen, want hij wordt het mest-opperhoofd: eerst de hokken van de kippen, dan van de geiten, dan van het hangbuikzwijn, dan …

Frans begint steeds harder te stinken en tot overmaat van ramp blijkt vandaag ook de eerste regendag van de vakantie te zijn. Wat een ellende!

De moeder van Frans wordt met de dag ongeruster. De mobiele telefoon die zij al jaren heeft, heeft nog nooit zo lang aangestaan als de laatste tijd. Overal gaat hij mee. Want Frans zou iets van zich laten horen. Zij heeft zelf een paar keer gebeld, maar dan krijgt ze de voicemail.

Zit er misschien vandaag een kaart in de bus?

Met de telefoon in de hand gaat zij naar de brievenbus bij de weg. Nóg geen kaart.

Als zij opkijkt komt er een fietser de hoek om.

Frans? Já, hij ziet er niet uit, maar het is Frans wel!

Dolblij neemt zij Frans mee naar binnen.

Als Frans onder de douche staat gaat moeder boodschappen doen. Een barbecue om te vieren dat Frans weer thuis is, want wat was ze ongerust!

In het dorp komt ze Fred tegen.

‘Fred, kom mee naar huis. We gaan barbecueën!’

Als zij vertelt waarom wordt Fred nijdig. ‘Dus wij moeten feest vieren omdat dat joch niks van zich liet horen en binnen de kortste keren een hoop geld opmaakt? En ik zeg altijd waar ik heen ga en als ik ergens mee moet helpen doe ik het. En daar geef je nooit een barbecue voor!’ ‘Ach jongen’ zegt zijn moeder, ‘ik was zó ongerust, ik was zó bang het niet goed ging met Frans. Maar nu is hij veilig en wel weer thuis. Nu zijn wij weer allemaal samen. Daar ben ik zó blij om! Kom, ga mee. Wij hebben iets te vieren!’

   
© Tim van Beek / Bijdezondag