Exodus 2:11-22
Mozes slaat een Egyptenaar dood
11Op een keer kwam Mozes bij de mensen van zijn eigen volk. Hij was toen al volwassen. Hij zag hoe hard de Israëlieten moesten werken. Hij zag ook dat een Israëliet geslagen werd door een Egyptenaar. 12Mozes keek om zich heen en zag dat er verder niemand in de buurt was. Toen sloeg hij de Egyptenaar dood. Hij verborg hem vlug onder het zand.
13De volgende dag zag Mozes twee Israëlieten met elkaar vechten. Hij vroeg aan de man die begonnen was: ‘Waarom sla je iemand van je eigen volk?’ 14De man zei: ‘Waar bemoei jij je mee? Wie zegt dat jij de baas bent over ons? Wil je mij soms ook doodslaan, net als die Egyptenaar?’ Mozes schrok. Hij dacht: De mensen weten dus wat ik gedaan heb.
15Toen de farao hoorde wat er gebeurd was, wilde hij Mozes laten doden. Maar Mozes vluchtte.
Mozes woont in Midjan
Mozes ging naar het land Midjan. Toen hij daar bij een waterput zat, 16kwamen de zeven dochters van de priester van Midjan eraan. Ze begonnen de schapen en geiten van hun vader water te geven. 17Toen kwamen er herders aan die hen weg wilden jagen. Maar Mozes ging eropaf om de meisjes te helpen. Daarna gaf hij hun dieren te drinken.
18Toen de meisjes thuiskwamen, vroeg hun vader: ‘Hoe komt het dat jullie vandaag zo vroeg terug zijn?’ 19Ze zeiden: ‘Een Egyptenaar heeft ons geholpen toen de herders ons weg wilden jagen. En hij heeft ook water voor ons gehaald en de dieren te drinken gegeven.’
20‘En waar is die man nu?’ vroeg hun vader. ‘Waarom hebben jullie hem bij de put achtergelaten? Ga hem halen, dan kan hij bij ons eten.’
21Mozes ging met de meisjes mee naar hun vader. Daarna bleef hij daar wonen. Eén van de dochters, Sippora, werd zijn vrouw.22Toen zij een zoon kreeg, noemde Mozes hem Gersom. ‘Ik ben een vreemdeling hier,’ zei Mozes. ‘Ik woon in een land dat ik niet ken.’
Uit: De Bijbel in Gewone Taal
© 2004/2007 Nederlands Bijbelgenootschap