Aan te raden  

   

2 Samuël 5:1-12

Als PDF

David wordt koning van Israël

1Alle ​stammen​ van Israël kwamen naar de stad Hebron. Ze zeiden tegen ​David: ‘Wij zijn Israëlieten, net als u. 2U bent al eens onze ​legerleider​ geweest. Dat was toen ​Saul​ nog ​koning​ was. En de Heer heeft aan u beloofd dat u weer onze ​leider​ zult worden. Hij heeft gezegd dat u ​koning​ van Israël zult zijn.’

3Toen kwamen ook de ​leiders​ van Israël naar Hebron. Bij de tempel in Hebron maakte ​David​ met hen de plechtige afspraak dat hij hun ​koning​ zou worden. En de ​leiders​ maakten ​David​ ​koning.

4David​ was dertig jaar oud toen hij ​koning​ werd. Hij regeerde veertig jaar. 5Vanuit Hebron regeerde hij zeven jaar en zes maanden over Juda. En vanuit ​Jeruzalem​ regeerde hij 33 jaar over heel Israël en Juda.

David verovert een deel van Jeruzalem

6Op een dag ging ​David​ met zijn ​soldaten​ naar ​Jeruzalem. De Jebusieten woonden daar toen nog. Ze zeiden tegen ​David: ‘U en uw ​soldaten​ kunnen onze stad nooit binnenkomen. Zelfs mensen die niet kunnen zien of lopen, zullen u tegenhouden.’

7Toch lukte het ​David​ om een klein deel van de stad te veroveren, namelijk het gedeelte met de dikste muren. Dat wordt nu de Stad van ​David​ genoemd. 8En ​David​ zei tegen zijn ​soldaten: ‘Jullie kunnen de Jebusieten makkelijk verslaan. Kruip door de watertunnel de stad in. Ik heb niets te maken met mensen die niet kunnen lopen of zien!’ Daar komt het volgende spreekwoord vandaan: ‘Wie niet kan zien of lopen, die komt mijn ​huis​ niet in.’

David wordt steeds machtiger

9David​ ging in het deel van de stad wonen dat hij veroverd had. Hij noemde het de Stad van ​David. Vanaf daar liet hij een ​muur​ bouwen tot aan het fort Millo.

10David​ werd steeds machtiger, omdat de Heer, de machtige God, hem hielp. 11Op een dag kreeg ​David​ bezoek van de dienaren van ​Chiram. ​Chiram​ was de ​koning​ van Tyrus. Hij stuurde hout, en mensen die voor ​David​ konden werken. Zo kon ​David​ een paleis laten bouwen.

12De Heer maakte ​David​ heel machtig. Toen wist ​David​ dat de Heer hem als ​koning​ van Israël uitgekozen had.

 

Uit: De Bijbel in Gewone Taal
© 2004/2007 Nederlands Bijbelgenootschap

   
© Tim van Beek / Bijdezondag